De Nederlandse huizenmarkt, een regelrechte farce. Jarenlange prijsstijgingen hebben een obscene vermogenswinst opgeleverd voor een select groepje, terwijl starters met lege handen achterblijven. De nieuwste cijfers? Een pijnlijke bevestiging van de groeiende kloof.

Gemiddelde woning: pure science fiction voor de meesten

Een gemiddelde hypotheek van €508.700 in het tweede kwartaal van 2025. Daarvoor heb je een bruto jaarsalaris van minstens €101.500 nodig. Zonder spaargeld of de luxe van overwaarde is dit pure waanzin.

En laten we eerlijk zijn, wie verdient dat hier nou echt? Volgens het CBS (lekker betrouwbaar) haalt slechts 31,8 procent van de huishoudens die grens. Individueel? Een schamele 8 procent. We zijn officieel een land van huurders geworden, gedwongen door falend beleid en ongebreidelde speculatie.

Alleenstaanden? Vergeet het maar. Minder dan 1 op de 10 kan in z’n eentje een gemiddelde woning financieren. De koopmarkt is een exclusieve club, met dank aan een systeem dat de rijken rijker maakt en de rest achterlaat.

En alsof dat nog niet genoeg is, komt daar nog de verstikkende last van een studieschuld bij. Vooral de ‘pechgeneratie’, die vervloekte groep die hun lening in recordtempo moet afbetalen, wordt extra hard geraakt. Hun maximale hypotheek? Een lachertje vergeleken met de huidige prijzen.

Huizenprijzen: een onstuitbare kanker

De prijsdruk? Die is geen toeval, maar het resultaat van jarenlange hebzucht. Een gemiddelde woning kostte in juni 2025 €467.873. Een stijging van 9,3 procent ten opzichte van juni 2024, en 0,9 procent hoger dan de maand ervoor. Dit is geen markt, dit is een gekkenhuis.

En laten we de cijfers van de afgelopen jaren niet vergeten: 13,6 procent stijging in 2022, en een hallucinante 15,2 procent in 2021. De bubbel is al lang niet meer aan het borrelen, hij staat op het punt van exploderen.

Deze onophoudelijke groei is niets minder dan een ramp. Het gat tussen inkomens en woningprijzen wordt een onoverbrugbare kloof. Zonder daadkrachtig ingrijpen is de koopmarkt voor de meeste Nederlanders voorgoed verloren. De vraag is niet óf, maar wanneer de bom barst. En wie dan de rekening gepresenteerd krijgt.